Multiple sclerose doet zich voor bij personen die drager zijn van factoren die hen genetisch vatbaar maken voor deze ziekte en die een interactie aangaan met diverse externe omgevingsfactoren.
Het geringe percentage eeneiige tweelingen die beiden aan de aandoening lijden, wijst op het grote belang van deze externe factoren. Vanaf een bepaalde, nog niet vastgelegde drempel wordt de tolerantie ten opzichte van auto-antigenen van het centrale zenuwstelsel doorbroken en ontstaan in het CZS inflammatoire focale laesies als gevolg van de hyperactivering van een ontregeld immuunsysteem.
Heel wat onderzoeken werden gewijd aan omgevingsfactoren die bij een voorbeschikte persoon kunnen leiden tot de ziekte. Onder deze factoren zijn er nu met zekerheid twee aangewezen, die beide kunnen worden beheerst of gecorrigeerd: het gaat om roken en om een tekort aan vitamine D.
Het zenuwstelsel te beschermen
Heel wat studies hebben aangetoond dat roken vanaf de adolescentie het risico op multiple sclerose verhoogt en dat dit risico afhangt van het aantal jaren dat de persoon gerookt heeft en van hoeveel hij of zij rookt. Gedurende 15 jaar slechts 5 sigaretten per dag roken verhoogt het risico met een factor 1,5. Bij zware rokers (20 tot 40 sigaretten/dag) verdubbelt dit risico. Ook passief roken speelt een rol, bijvoorbeeld bij adolescenten jonger dan 16 jaar die de aandoening krijgen. Uit een recente Zweedse studie blijkt dat het overtal van gevallen van multiple sclerose als gevolg van actief of passief roken 22% van het totale aantal van de door deze ziekte getroffen personen vertegenwoordigt.
Als men blijft roken nadat bij de eerste opstoot de diagnose wordt gesteld, groeit het risico op een snellere 2e opstoot, op een groter aantal laesies bij een MR-scan van de hersenen, op het ontstaan van cerebrale atrofie en op de overgang naar de progressieve secundaire fase van de ziekte. Deze overgang naar de progressieve fase doet zich gemiddeld 8 jaar vroeger voor bij rokers dan bij niet-rokers. Als men vanaf de diagnose daarentegen stopt met roken (volledig stoppen, aangezien zelfs één sigaret per dag al een negatieve invloed heeft), verdwijnen de gevolgen van roken over een tiental jaar en is de evolutie dan vergelijkbaar met die bij niet-rokers.
Het is de sigarettenrook die toxisch is, niet de tabak zelf. Gevolg is dus dat de eerste maatregel ter bescherming van het centrale zenuwstelsel bij multiple sclerose gebaseerd is op een volledige rookstop. Voor de kinderen van patiënten met deze ziekte moet erop worden gelet dat ze niet blootgesteld worden aan passief roken en dat ze niet actief beginnen te roken tijdens de adolescentie, aangezien ze al een groter risico lopen om multiple sclerose te ontwikkelen (een risico van 2,5 %, terwijl dit 0,1 % bedraagt bij de algemene bevolking).
Een voorzorgsmaatregel
Een tekort aan vitamine D komt frequent voor in de Noord-Europese regio’s, aangezien 90 % van deze vitamine D in de huid wordt gevormd onder invloed van ultraviolet zonlicht. Een lage vitamine D-spiegel in het bloed in de kindertijd en de adolescentie is een predisponerende factor om multiple sclerose te ontwikkelen op volwassen leeftijd. Uit een in maart 2016 gepubliceerde Finse studie blijkt dat bij moeders met een tekort aan vitamine D bij het begin van hun zwangerschap het risico op multiple sclerose bij hun toekomstige kinderen nagenoeg verdubbelt. Deze vitamine is niet alleen belangrijk voor het calcium- en botmetabolisme, maar ook voor de ontwikkeling van het immuunsysteem. Ze heeft immunomodulerende eigenschappen. De prevalentie van de ziekte is 2 keer groter in het noorden en het oosten van Frankrijk dan in de regio Provence-Côte d’Azur. Deze prevalentie is omgekeerd evenredig met de ultravioletstraling in deze geografische regio’s en met de gemiddelde concentratie van vitamine D in het bloed van deze bevolkingsgroepen.
Bij personen die de ziekte al hebben, gaat een gering gehalte aan vitamine D gepaard met een grotere activiteit van de ziekte die kan worden vastgesteld door een MR-scan van de hersenen.
Dit omgekeerde verband werd in het bijzonder waargenomen in twee studies met interferon bèta1b (Bètaferon), de studies BENEFIT en BEYOND. De aanwezigheid van een hoge vitamine D-spiegel in het bloed, tussen 40 en 60 ng/ml, verminderde het aantal actieve laesies zichtbaar op een hersenscan, met bijna 50%. Uit deze studies bleek ook een synergetisch effect van vitamine D en interferon bèta, effecten die momenteel nog niet zijn aangetoond met glatirameeracetaat of met andere immunomodulerende behandelingen van de ziekte.
Er treedt geen toxiciteit op met vitamine D, ook niet bij inname van hoge doses, tot 20.000 eenheden per dag (een ampul D cure bevat 25.000 eenheden). Voor zover we nu weten is het een gewettigde voorzorgsmaatregel om bij patiënten met multiple sclerose een vitamine D-serumspiegel tussen 40 en 60 ng/ml te handhaven. Hetzelfde geldt voor hun kinderen. Twee placebogecontroleerde wetenschappelijke studies rond de toevoeging van vitamine D bij de behandeling van multiple-sclerosepatiënten lopen momenteel of bevinden zich in de eindfase (EVIDIMS en SOLAR). De resultaten ervan zullen belangrijk zijn om het gebruik van vitamine D te veralgemenen als hulpbehandeling van multiple sclerose.
Prof. Christian Sindic