Toekomstige tendensen in het onderzoek naar MS
Welke behandelingen verdraagt een persoon?
Sinds het begin van de eeuw is heel wat vooruitgang geboekt op het vlak van MS. Sinds 2013 werden vier nieuwe geneesmiddelen erkend als behandeling, en binnenkort zullen er daar nog andere bijkomen. Hun doeltreffendheid, met name wat het afremmen of stoppen van de vergroting van de handicap betreft, blijft evenwel beperkt. Bovendien gaat een betere efficiëntie vaak gepaard met een toename van de risico's, waardoor min of meer frequente klinische, biologische of radiologische controles nodig zijn. Voorafgaande fundamentele onderzoeken op beter te verdragen moleculen, die de pathologische mechanismen corrigeren die de ziekte veroorzaken, blijven dus onontbeerlijk om de efficiëntie/tolerantie-verhouding van onze behandeling te verbeteren.
Keuze van het geneesmiddel is van essentieel belang
Het zal nog tijd vergen om deze doelstelling te bereiken. Toch lijkt het erop dat het in een nabije toekomst mogelijk zal zijn om onze huidige behandelingen beter af te stemmen op de diverse klinische vormen van MS. Het aanpassen van de behandeling aan elke patiënt vormt het principe van de « gepersonaliseerde geneeskunde ». Op basis van dit principe tonen recente waarnemingen dat een van de doeltreffende behandelingen voor de vormen waarbij er vooral letsels ontstaan in de kleine en grote hersenen, geen effect heeft op de vorm die het zicht en het ruggenmerg aantast, en die zelfs zou kunnen verergeren. De keuze van het geneesmiddel is dus van essentieel belang.
Biologische markers bepalen immuunprofiel van patiënten
Om deze personalisering van de behandelingen mogelijk te maken, spitsen de fundamentele onderzoeken zich momenteel toe op « biologische markers », die het zogenaamde immuunprofiel van de patiënten bepalen. Het gaat om cellen of neurotransmitters die op een specifieke manier de diverse stoornissen identificeren die gekoppeld zijn aan het ontstaan en de evolutie van de ziekte, en die eigen zouden kunnen zijn aan elke patiënt.
De biologische markers zijn meestal eiwitten. De aanmaak van eiwitten wordt geprogrammeerd in de genen. Dit programma wordt omgezet in een boodschap die naar een « fabriek » wordt gestuurd, die ze vertaalt en het eiwit opbouwt.
Biologische markers zijn aanwezig in bloedstalen
Sinds kort beschikken wij over biomoleculaire (genomische, transcriptomische en proteomische) technieken die inzicht verschaffen in de diverse mechanismen die in elk van deze drie stadia aan het werk zijn, en die de veranderingen daarvan opsporen op basis van een aantal klinische criteria. Deze biologische markers worden meestal onderzocht in bloedstalen, aangezien er voor de monsters van cerebrospinale vloeistof een lumbale punctie nodig is.
Deze technieken betreffen soms individuele eiwitten, maar momenteel hebben ze betrekking op groepen van eiwitten die betrokken zijn bij verschillende pathologische (ontstekings-, degeneratieve,...) processen. Deze waarnemingen kunnen niet enkel worden gekoppeld aan het risico om de ziekte te ontwikkelen, maar ook aan de diverse vormen ervan, aan de frequentie van de opflakkeringen, de voortgang van de handicap en de reactie op de behandelingen. Deze technieken zullen een kostbaar hulpmiddel zijn om een onzekere diagnose te bevestigen, de patiënten te identificeren die een opflakkering kunnen hebben of snel kunnen evolueren, die gunstig zullen reageren op de behandelingen of die reacties zouden kunnen vertonen op het geneesmiddel.
Geneesmiddelen afstemmen op biologische markers
Om de behandeling aan te passen aan het immuunprofiel van een patiënt, moet ook het profiel van de geneesmiddelen worden bepaald. Voorafgaande onderzoeken bij dieren of op culturen van immuuncellen bestuderen dan ook hun interacties met de diverse biologische markers. De interessantste gegevens komen echter van de waarnemingen die voortkomen van materiaal dat is afgenomen bij patiënten die werden behandeld met een specifiek geneesmiddel. Ze bieden immers de mogelijkheid om de effecten van dit geneesmiddel op het immuunsysteem meteen vast te stellen.
Biologische markers kunnen het eerste alarmsignaal van MS geven
Met de biologische markers hebben wij nóg een ambitieuze doelstelling. Wij weten helemaal niet welke pathologische mechanismen in werking treden lang voordat de eerste klinische symptomen zich uiten. Waarnemingen hebben reeds afwijkingen in het genoom aan het licht gebracht bij de programmering van het immuunsysteem verschillende jaren vóór het ontstaan van de ziekte.
Het kunnen identificeren van biologische markers die verbonden zijn aan het prille begin van MS, zou een enorme vooruitgang betekenen. We weten immers dat hoe meer de ziekte vordert, hoe complexer de mechanismen worden en hoe moeilijker ze te corrigeren vallen.
Prof. Dr. Christian Sindic, Voorzitter