Multiple sclerose wordt vaak beschreven als een onzichtbare ziekte met duizend gezichten. MRI speelt een belangrijke rol bij de diagnose van deze nog steeds ongeneeslijke ziekte. Het bevestigt niet alleen een eerder vermoeden, maar toont ook de exacte locatie en het aantal laesies.
Het is waar dat de behandeling van MS-patiënten thans sterk afhankelijk is van MRI. Het is namelijk een instrument dat onontbeerlijk is voor de diagnose, de prognose en de follow-up van de patiënten. De door de ziekte veroorzaakte veranderingen in het hersenweefsel zijn zeer complex en omvatten infiltraties van ontstekingscellen, vernietiging van bepaalde zenuwcelcomponenten (axonen, synapsen, enz.) en hun omhulsel (myeline), neuronale sterfte, hypertrofie en activering van andere hersencellen (astrocyten, microglia, enz.). Hoewel deze cellen niet in detail kunnen worden gezien, kan MRI sommige van de laesies detecteren die secundair zijn aan deze verschijnselen. (1)
Is het ernstiger om veel laesies te hebben of hangt de ernst meer samen met de plaats ervan?
Dit is een vraag die vaak door patiënten wordt gesteld. Het is gemakkelijk en verleidelijk om te denken dat een groot aantal laesies en dus de betrokkenheid van een groot hersenvolume hand in hand gaan met een grotere ernst van de ziekte. Zo eenvoudig is het echter niet en er is geconstateerd dat de correlatie tussen de hoeveelheid laesies die op de conventionele MRI (de in de kliniek beschikbare MRI) wordt waargenomen en de invaliditeit bij bepaalde patiënten onvolmaakt is. Ik zie minstens 2 hoofdredenen hiervoor:
Het is duidelijk dat de plaats van de laesies een zeer belangrijke factor is bij het bepalen van de gevolgen die de laesie kan hebben in termen van invaliditeit
De eerste is dat de hersenen in verschillende gebieden zijn georganiseerd en dat de functionaliteit van elk gebied zeer verschillend is. Het is duidelijk dat de plaats van de laesies een zeer belangrijke factor is bij het bepalen van de gevolgen die de laesie kan hebben in termen van invaliditeit. Dit betekent dat een kleine laesie, indien deze slecht gelokaliseerd is, in een cerebrale zone die belangrijk is, bijvoorbeeld voor de mobilisatie van een ledemaat, een veel grotere klinische vertaling zal hebben dan een laesie van grotere omvang, maar gelokaliseerd in een minder ‘sprekende’ zone.
De tweede reden, die aan de basis ligt van het opzet van ons onderzoeksproject, is dat conventionele MRI slechts een deel van de pathologische processen van de ziekte aan het licht brengt. Wanneer we dezelfde hersenen van MS-patiënten vergelijken op MRI en vervolgens onder de microscoop, zien we dat er veel weefselveranderingen zijn die verband houden met de ziekte en die niet zichtbaar zijn met conventionele MRI. Het is dus denkbaar dat bij een bepaalde patiënt de klinische toestand en de invaliditeit verergeren, hoewel de MRI-beelden niet veranderen! Dit is waarschijnlijk te wijten aan deze eerder vermelde veranderingen, die niet zichtbaar zijn met conventionele MRI, maar die niettemin plaatsvinden in de hersenen van onze patiënten. Dit is in het bijzonder het geval bij de progressieve vormen van de ziekte.
Zijn er andere beeldvormingstechnieken om deze neurologische ziekte (nu en in de toekomst) vast te stellen?
Er bestaan nog andere beeldvormingstechnieken om MS te bestuderen, maar dat zijn hoofdzakelijk technieken die ingezet worden voor onderzoeksprojecten. Wij zullen in onze studie bijvoorbeeld een PET-scan (2) gebruiken om de synapsen te bestuderen. In de klinische praktijk wordt MRI echter vrijwel uitsluitend gebruikt voor klinische controle en evaluatie van de doeltreffendheid van een behandeling.Naast beeldvormingstechnieken kunnen de ziekte en de evolutie ervan ook worden gevisualiseerd en geëvalueerd aan de hand van klinische testen en objectieve metingen van bepaalde parameters.
Speelt MRI ook een rol bij het bepalen of een patiënt van behandeling moet veranderen?
Ja, natuurlijk. De behandeling van MS heeft de laatste jaren dankzij de komst van immunomodulerende behandelingen een ware revolutie doorgemaakt. Uit vele studies is gebleken dat de functionele prognose (d.w.z. de autonomie van de patiënt, zijn vermogen om te lopen, te bewegen, te spreken, enz.) beter is indien de ziekte zo vroeg mogelijk en zo grondig mogelijk aangepakt wordt. De opvolging door MRI is essentieel voor de meest doeltreffende behandeling van patiënten. Daarom moet de behandeling kunnen worden aangepast aan de graad van agressiviteit van de ziekte. Het is niet ongewoon dat een patiënt met een behandeling begint en deze vervolgens moet vervangen door een meer doeltreffende behandeling naarmate de ziekte vordert en gepaard gaat met nieuwe opflakkeringen. Regelmatige MRI-controle maakt het mogelijk vroegtijdig het moment te ontdekken waarop de behandeling moet worden versterkt.
Uw onderzoek, gefinancierd door de Charcot Stichting, heeft als doel de correlatie te verduidelijken tussen wat MRI laat zien en de evolutie van de ziekte... Kunt u uitleggen hoe dit wordt bereikt?
Zoals eerder vermeld, is een van de huidige uitdagingen bij MS dat onvolmaakte correlatie tussen laesies op conventionele MRI en de toestand of de evolutie van de patiënt. Wij weten dat conventionele MRI niet alles ziet en dat bepaalde verschijnselen, bepaalde laesies, ons ontgaan en het zijn ontgaan en ongetwijfeld deze discrepantie verklaren.
Het doel van ons onderzoeksproject is gebruik te maken van twee zeer geavanceerde beeldvormingstechnieken, 7T MRI (3) en de PET-scan. Deze twee technieken zijn bedoeld om ons toegang te geven tot bepaalde laesies en afwijkingen die op conventionele MRI niet zichtbaar zijn. Door het verbeteren van de visualisatie van deze hersenafwijkingen bij patiënten hopen we het verband tussen deze beelden en de klinische toestand van de patiënt te verduidelijken. Bron: Kilsdonk en al Brain 2016. Dit beeld toont aan dat 7T MRI de pathologische verschijning van corticale laesies kan benaderen.
Een nieuwe tak van onderzoek richt zich op remyelinisatie. Kunt u uitleggen welke bijdrage MRI of andere beeldvormingstechnologie aan dit onderzoek zou kunnen leveren?
Sommige specifieke parameters die met kwantitatieve MRI worden bestudeerd (dit zijn bijzondere protocollen die voor onderzoek-MRI worden gebruikt), zijn gecorreleerd met de hoeveelheid myeline. Onlangs hebben onderzoekers van het CRC-team aangetoond dat, wanneer wij bij MS-patiënten deze kwantitatieve parameter meten die magnetisatietransfer of MT wordt genoemd, wij een correlatie zien tussen de evolutie ervan en de klinische toestand van de patiënt. Bij patiënten met een gunstige evolutie zien we eerder een toename van de MT-parameter in de laesies.
Dr Solène Dauby
(1) MRI is een onderzoek op basis van het gebruik van elektromagnetische velden. Het geeft beelden van het lichaam in twee of drie dimensies.
(2) PET-scan is een beeldvormingstechniek waarbij de metabolische activiteit van weefsels wordt bestudeerd door inspuiting van een radioactief product. Afhankelijk van de keuze van de gebruikte tracer, kan deze gericht zijn op bepaalde specifieke verschijnselen of componenten.
(3) MRI met 7 Tesla is een innovatief instrument dat tot op de submillimeter nauwkeurige beelden genereert en zo interessante gebieden in de hersenen met zeer hoge resolutie in kaart brengt. Het aandeel corticale laesies (d.w.z. grijze stof) dat met 7T MRI zichtbaar wordt gemaakt, is aanzienlijk groter dan het aantal laesies dat met 3T MRI of conventionele MRI toegankelijk is.